Naar schatting 1,2 miljoen mensen in de EU zijn fulltime betrokken bij laswerkzaamheden en aanverwante activiteiten. Rook en stof die vrijkomen tijdens het lasproces kunnen kankerverwekkende Chroom VI-verbindingen, Nikkelverbindingen, Kobaltverbindingen en andere gevaarlijke stoffen bevatten.
Lasrook zijn door het IARC geclassificeerd als kankerverwekkend voor mensen (groep 1). Het beroep van lasser wordt in verband gebracht met een aanzienlijke toename van het risico op longkanker, dat veroorzaakt kan worden door de inademing van stof en rook van lasmetalen.
Waar komen risico’s voor?
Lasrook worden gevormd wanneer metalen boven hun kookpunt worden verhit (verdampt) en hun dampen snel condenseren tot zeer fijne deeltjes (vaste deeltjes of stof). De belangrijkste metalen die in Europa worden gebruikt zijn staal (ongelegeerd en laaggelegeerd), roestvrij staal (gietijzer en nikkelbasis) en aluminium en aluminiumlegeringen.
Gaslassen, booglassen, bundellassen, zachtsolderen, hardsolderen, hardsolderen, thermisch snijden of gutsen, vlamboogstralen en thermisch spuiten zijn de meest relevante lasprocessen waarbij kankerverwekkende stofdeeltjes en dampen kunnen vrijkomen.
Blootstelling aan lasrook komt voor in verschillende sectoren, zoals scheepsbouw, auto- en machinebouw, bouw (d.w.z. bruggen, trappen, balkons), loodgieterswerk, vervoer en telecommunicatie. Beroepen zijn voornamelijk lassers, vlamsnijders en metaalarbeiders en werknemers die in de buurt werken.
Meer over de stof
Het type lasproces dat wordt gebruikt, heeft invloed op de aard en omvang van gevaarlijke stoffen die in het stof en de rook vrijkomen. De rook die vrijkomt bij las- en warmsnijprocessen is een wisselend mengsel van gevaarlijke stoffen die ingeademd kunnen worden. De samenstelling van lasrook hangt af van het basis- en toevoegmateriaal en de lastechniek. Lastechnieken met de hoogste emissiewaarden zijn laserlassen met toevoegmateriaal, MIG (massieve draad, nikkel, nikkellegeringen), MAG (massieve draad en flux-gekernd met en zonder beschermgas), lasersnijden, autogeen vlamsnijden, plasmasnijden, boogspuiten en vlamspuiten. Potentieel vrijkomende kankerverwekkende stoffen tijdens lasprocessen zijn verbindingen van beryllium, cadmium, chroom VI, kobalt en nikkel.
Gevaren die kunnen optreden
Acute blootstelling aan lasrook en gassen kan leiden tot irritatie van ogen, neus en keel, duizeligheid en misselijkheid en metaalrookkoorts. Langdurige blootstelling aan lasrook kan longschade en verschillende soorten kanker veroorzaken, waaronder longkanker, strottenhoofdkanker en kanker van de urinewegen. De belangrijkste niet-kankeraandoeningen zijn acute of chronische effecten op de luchtwegen zoals COPD, beroepsastma en lasserslong. UV-licht dat tijdens het lassen wordt uitgestraald, kan echter ook oogmelanoom veroorzaken. Dampen die vrijkomen bij het lassen van zacht staal (en de aanwezigheid van mangaan in het staal) kunnen leiden tot neurologische symptomen die lijken op de ziekte van Parkinson. Deze symptomen omvatten spraak- en evenwichtsstoornissen.
Wat u kunt doen
Het exacte risiconiveau van lasrook hangt af van drie factoren: hoe giftig de rook is, hoe geconcentreerd deze is en hoe lang u deze inademt. Kan de rook worden geëlimineerd door over te schakelen op een koud proces (bijv. guillotine) of kunnen andere verbruiksartikelen (schonere staven/draad) worden gebruikt? Zo niet, dan is de beste oplossing om de rook te minimaliseren door het werk anders te ontwerpen en de gebruikte technieken en materialen te heroverwegen, bijvoorbeeld de afgezogen lastoorts. Een tweede oplossing is het installeren van efficiënte algemene en plaatselijke ventilatiesystemen (LEV) en een juiste positionering (bovenwinds staan). Als er geen afdoende beheersing door LEV kan worden geboden, of als het redelijkerwijs niet haalbaar is om LEV te bieden, moeten werknemers geschikte ademhalingsbeschermingsmiddelen (RPE) gebruiken. Voor werk van maximaal een uur wordt een FFP3 wegwerpmasker of een halfmasker met P3 filter aanbevolen. Gebruik voor werkzaamheden die langer duren op batterijen werkende luchtgevoede beschermingsmiddelen met een minimale toegewezen beschermingsfactor van 20 (APF20). Zorg voor een gelaatstest voor de RPE. Bij buitenlassen werkt LEV niet, dus moeten werknemers geschikte RPE gebruiken om de blootstelling te beheersen. Lassers moeten de gevaren begrijpen van de materialen waarmee ze werken. Onderzoek is raadzaam als werknemers vroegtijdig symptomen melden.
Referenties: Effectbeoordelingsverslag, ECHA-onderzoeksverslag, EU-OSHA, HSE, IARC